Over het algemeen zijn motorblokken in twee categorieën te verdelen: luchtgekoeld (AC – Air Cooled) en vloeistofgekoeld (LC – Liquid Cooled). De precieze werking, verschillen en voor- en nadelen worden hieronder uitgelegd.
Luchtgekoeld (AC)

Jarenlang waren bijna alle auto-, motorfiets- en scooter-motoren ter wereld luchtgekoeld. Luchtgekoelde motoren worden zoals de naam al aangeeft gekoeld door de wind die tijdens het rijden tegen de motor blaast en de warme afvoert. Een luchtgekoelde scooter-cilinder heeft een nadeel ten opzichte van een vloeistofgekoelde cilinder: het koelt minder goed. Dat betekent dat (zeker in de zomer) de kans op een warmloper groter is.
Toch zijn nog altijd erg veel scooters luchtgekoeld, ook nieuwe modellen. Voor de meeste (standaard) scooters voldoet dit; je hoeft je doorgaans geen zorgen te maken om een warmloper als de scooter niet is opgevoerd. Deze blokken produceren zo weinig warmte dat de koele wind voldoet. Bij 2-takt scooters is de kans op een warmloper in de zomer groter dan bij 4-takt scooters. Dit komt doordat een 2-takt scooter veel meer toeren maakt, waardoor er meer warmte vrijkomt.
Echter hebben luchtgekoelde blokken ook een aantal voordelen. Ze zijn minder complex dan watergekoelde blokken. Daardoor wegen ze minder, zijn ze goedkoper in productie en ook gemakkelijker om aan te sleutelen. -meer-
Vloeistofgekoeld (LC)

Vloeistofgekoelde of watergekoelde scooters verschillen motorisch enigszins van elkaar. Een vloeistofgekoelde scooter heeft een andere cilinder, waar koelvloeistof door de cilinderkop en cilinderwand loopt. De cilinder is aangesloten op koelslangen die leiden naar de waterpomp en de radiateur. De pomp, die wordt aangedreven door de krukas, zorgt ervoor dat de koelvloeistof rond wordt gepompt. De radiateur zorgt ervoor dat de vloeistof zijn warmte kwijt raakt aan de lucht. Deze vorm van koeling is efficiënter dan luchtkoeling, waardoor race-scooters in bijna alle gevallen watergekoeld zijn.